Lange adem

Hardlopen? Dat kan niet goed voor je zijn, zegt mijn vader altijd. Veel te veel druk op je gewrichten. Hij vindt het maar niks. En hoewel ik zelf ook dacht dat het niks voor mij zou zijn, begon ik op mijn 19e toch met hardlopen. Nou ja: joggen. Of beter gezegd: sjokken. Op naar een betere conditie en een strakker lijf.

En ik trainde. In mijn piere-eentje. Af en toe liep ik met een collega tussen Kijkduin en Scheveningen. Maar meestal liep ik alleen, liefst op regenachtige avonden.

Ik hield vol. Mijn eerste loop: de 10 kilometer van de CPC. Daarna liep ik de 10 kilometer in Rotterdam, de Marikenloop en de Zevenheuvelenloop.

Het begon te kriebelen. Zou ik…? Ja, ik deed het. Ik ging voor de halve marathon in Leiden. Ik voerde de trainingen op naar drie keer in de week en volgde een schema. Ik stond voor dag en dauw op, liep hard vóór mijn colleges. Ging het altijd lekker? Volstrekt niet. Soms deed ik maar wat. Ik hield een loopdagboek bij met weergesteldheid, afstand, tijd en hoe het ging. Een lichte vorm van OCD stak de kop op. Ik begon de D-1’tjes, D-2’tjes en D-3’tjes te haten. Ik vloekte als ik mijn snelheid per kilometer niet kon vasthouden door de straffe tegenwind en ik naar adem stond te happen. Na het uitlopen van de 21 kilometer kapte ik radicaal met lopen. Ik was het zat. Mijn schoenen gooide ik weg.

Nu – tien jaar en twee zwangerschappen later – loop ik weer. Heb ik het lichaam van een atleet? Absoluut niet. Ben ik een geboren hardloper? Ook niet. Maar ik heb mijn plezier terug. Na een lange zit op kantoor en in de auto, weerspannige kinderen thuis of algehele tegenzin kom ik altijd beter terug van een training van AnnemiekLoopt dan ik erheen ging. Zelfs op de momenten dat ik moe ben en ik de hele avond op de bank wil hangen, weet ik diep van binnen dat ik juist dan, vooral dan, moet gaan lopen. Het is het beste wat ik kan doen.

 Vera Bot
(in het zwarte shirt)

IMG-Vera